Als we een steen willen optillen, voelen we eerst even aan de steen of deze niet te zwaar is. Is hij te zwaar dan tillen we hem niet op. We voelen eerst en handelen dan.
In onze “efficiënte” samenleving wordt het voelen steeds meer verdrongen door het denken. We voelen niet en handelen toch, tillen te zware stenen op.
De haptonomie is de wetenschap van de affectiviteit. Het houdt zich bezig met wat zich afspeelt in menselijk contact. Wat gebeurt er met eenieder ín het contact en wat maakt het verschil tussen een louter ‘rationeel’ contact en ‘gevoelsmatig’ (affectief) contact. En vervolgens zelfs, wanneer beleven we dat contact als lustvol, en zinvol. De áard van het contact doet ertoe, maakt verschil. Een deel hiervan is de studie van de tast. Veldman bekeek de wetmatigheden van de tast.
We beleven de affectiviteit via de tast (hapsis).
Via de tast (lees: het voelen) staan we in contact met onszelf en met de wereld om ons heen. We openen ons wanneer iets ‘goed’ voelt voor ons, we sluiten wanneer iets ‘niet goed’ voelt. We bewegen ernaartoe of ervan af. Het openen en sluiten is niet een bewuste actie maar we kunnen ons er wel bewust van worden. Het is lichamelijk voelbaar in ons lijf.
We worden als voelers geboren. Een baby is louter voelend. Een baby kan niet wegrennen, kan geen besluiten nemen. Kan lachen en huilen maar niet kiezen of het wil lachen of huilen.
Bij het opgroeien ontwikkelt het denken. Denken is goed, dat maakt ons mens, echter als we dat niet meer doen op basis van wat we voelen maar op basis van wat we mogen (we mogen b.v. niet altijd lachen of huilen) kan het gebeuren dat we bij ons voelen vandaan gaan en in ons hoofd terecht komen.
In onze samenleving is er de neiging om steeds meer vanuit ons denken te leven, we doen dat wat we moéten doen in plaats van wat we willen of kunnen. (Op school kreeg ik zelfs een cijfer voor “gedrag”)
In onze wereld worden we fysiek belast (de steen) en psychisch belast (werkdruk, verwachtingen enz.) maar eigenlijk is dat hetzelfde. In de taal zijn er spreekwoorden als bijvoorbeeld: “Het ligt als een steen op mijn maag”. “Hij zit op mijn nek”.
Lichamelijke beschrijvingen voor psychische gevoelens.
Een kind dient affectief bevestigd te worden om zijn gevoelsvermogen te kunnen ontwikkelen. Het dient bevestigd te worden in wie hij ís en dat hij ‘goed’ is, opdat hij zichzelf kan ervaren als ‘goed’, dat geeft vertrouwen in eigen ‘basis’.
Basis zou je kunnen uitleggen als je ‘fundament’, hetgeen van waaruit je gevoelsmatig reageert. Een kind kan daarmee geopend blijven naar de wereld en leren. Als een kind zichzelf kan ervaren, kan het onbevangen leren en genieten. Van daaruit groeit zelfvertrouwen.
Als zijn voelen niet affectief bevestigd wordt, gaat hij zich gedragen op wat wel of niet mag, op wat de ander van hem verwacht (gestuurd door wat er van buiten komt), in plaats van op wat hemzelf beweegt. Het kind wordt alert, gaat zich richten op de buitenwereld en gaat minder luisteren naar wat zijn lichaam en gevoel hem vertelt. Zijn gevoelsvermogen raakt verstoord.